Woensdag, 27 September 2006

De uitvinding van het balspel (1)

We gaan heel ver terug in de tijd tot we bij de oermens zijn aangekomen. Deze oermens heeft net geleerd hoe hij zijn belangrijkste taken, te weten: 
A. In leven blijven, en 
B. Zich voortplanten, zodanig kan organiseren dat hij – anders dan voorheen – tijd overhoudt. 
Een nieuw probleem doet nu zijn intrede, dat van de verveling. De oermens staat tegen zijn plaggenhut geleund waarin zich een flinke voedselvoorraad bevindt en zijn zwangere vrouw. Alles gaat dus goed, zijn leven ligt prima op schema. Maar nu heeft hij dus even niets te doen. Een doffe landerigheid daalt over hem neer. Hij weet niet dat dit verveling is, want dat woord is nog niet uitgevonden. Hij schopt tegen een steentje. En hij schopt nog eens tegen een steentje. En nog eens. Al steentjes wegschoppend, valt hem op zeker moment op dat sommige steentjes een grotere afstand afleggen dan andere en dat dit te maken heeft met hun vorm. Ze zijn ronder. Hij gaat op zoek naar een zo rond mogelijke steen en vindt er een in een rivierbedding. Deze steen blijkt zich verder te laten wegschoppen dan alle andere. Na een tijdje heeft hij geen zin meer in tegen de steen schoppen en hij raapt hem op en bekijkt hem. De steen is vrijwel rond. Hij gooit hem in de lucht en vangt hem weer op. En gooit hem nog een keer in de lucht. En vangt hem weer op. Nu nadert een andere oermens. Ook zijn plaggenhut is gevuld met voedselvoorraden. En zijn vrouw die net ligt te bevallen. Maar omdat hem dit allemaal veel te lang duurt, is hij een luchtje gaan scheppen. Wat gooi je daar steeds omhoog? roept hij tegen de eerste oermens. Een ronde steen! roept deze en gooit hem naar oermens twee. Deze vangt de steen, stelt vast dat hij inderdaad rond is en gooit hem terug naar nummer een. Deze vangt hem op en gooit hem weer terug. Enzovoort.
Na een tijdje hebben ze er genoeg van en gaan naast elkaar op de grond zitten met hun rug tegen de hut. Hoe gaat het verder? vraagt de een aan de ander. Zijn gangetje, zegt de ander, en hoe gaat het met jou? Zijn gangetje, zegt de een. Hierna zwijgen ze. Na enige tijd valt het oog van de een op een stuk van een boomtak die een eindje verderop ligt. Hij staat op, raapt de tak van de grond en ontdoet hem van enkele zijtakjes waardoor een stok ontstaat.