Maandag, 21 Augustus 2006

Ontmoeting met God (1)

Omdat ik al een tijd vertwijfeld in de duisternis ronddoolde, hief ik in wanhoop een gebed aan waarin ik God verzocht mij met een bezoek te vereren. Want je hoort wel eens dat mensen daarvan opknappen. Voor zoiets schaam je je later – als het weer wat beter gaat – diep en je verwacht er natuurlijk niets van. Maar toen ik op een avond, nadat er aangebeld was, de voordeur opende, stond daar een oude kromgegroeide man die zich moeizaam overeind hield met behulp van een antieke wandelstok. Omdat hij lang grijs haar en een enorme snor en baard had, dacht ik in eerste instantie dat het Sinterklaas was, maar het bleek toch wel degelijk God te zijn. Laat je me hier nog lang in de kou staan? vroeg Hij kribbig. 
Dus liet ik Hem binnen en bood Hem mijn leunstoel als zitplaats aan, waarin Hij zich kreunend liet neerzakken terwijl ondertussen een forse wind aan Zijn Geheime Opening ontvlood. Wilt u misschien iets drinken? vroeg ik, waarop Hij te kennen gaf dat een oude klare er wel in zou gaan. Uit de keuken teruggekomen met een fles jenever en een glas schonk ik Hem royaal in. Laat de fles maar staan, bromde Hij knorrig en strekte Zijn Hand uit naar de Oude Bols. Ik zette de fles dus maar voor Hem op de salontafel. Inmiddels had De Eeuwige Zijn glaasje graanbouillon in een teug achterovergeslagen en hervulde het meteen tot de rand. Zo, zei Hij, die kunnen ze me niet meer afnemen. En wat was er nou aan de hand? Waarom moest Ik zo nodig langskomen?

Woensdag, 23 Augustus 2006

Ontmoeting met God (2)


Eh tja, nou ja, hakkelde ik, het ging toen niet zo goed met me en ik zag er als het ware geen gat meer in, en toen... Ja, ja, onderbrak God me geïrriteerd, en toen dacht je: Ik zal God maar weer eens laten opdraven, want Die heeft toch niets beters te doen? Dag in dag uit wordt Mijn hulp ingeroepen door lieden die met een beetje tegenwind te maken krijgen, maar is er ooit EEN die zich afvraagt of Ik misschien niet eens wat hulp zou kunnen gebruiken? Of Ik misschien behoefte zou kunnen hebben aan wat aandacht? De vraag stellen, is hem beantwoorden! Nee meneer, ze denken: Hij is toch almachtig, Hij heeft toch niemand nodig? Heeft Hij niet in Zijn eentje het hele Universum geschapen? In slechts zeven dagen, terwijl de bouw van een doorsneebrug toch al gauw een jaar vergt? Alsof het allemaal geen moeite kost. Kent u de uitdrukking 'There is no such thing as a free lunch'? Ja, natuurlijk. Nou, Ik kan u als aanvulling daarop melden: 'There is no such thing as a free universe'! Met trillende hand goot Hij het tweede glas naar binnen en schonk het weer vol, waarbij Hij op de tafel morste. Bloed, zweet en tranen heeft het Me gekost, vervolgde Hij nadat Hij een luide boer had gelaten, en daarbij lukte het ook nog niet eens goed. Of denk je soms dat die zwarte gaten de bedoeling waren? Gaten die alles opzuigen en waaruit Het Licht zelfs niet kan ontsnappen, dacht je dat die deel uitmaakten van Mijn plan? Nee meneer, Ik had de zaak gewoon verkeerd uitgerekend! Je moet je realiseren dat er toen nog geen computers waren, want die zijn pas veel later door jullie uitgevonden. Gelukkig heb ik op een gegeven moment de Duivel bedacht, die ik de schuld kon geven van alles wat er fout ging. Dat was niet fraai van Me, dat geef Ik toe, maar Ik moest toch wat! 

Maar is er ooit iemand die zich dat realiseert? Die beseft dat het bij Mij ook niet altijd allemaal maar van een leien dakje gaat? Die zegt: U moet het allemaal maar alleen doen, kan ik U misschien ergens een handje mee helpen? Nou, vergeet het maar, het is altijd maar ik, ik, ik. Ik heb het zo moeilijk, ik heb geen geld, ik voel me zo eenzaam, ik... Heb je enig idee hoe groot het heelal is? Kun je je enige voorstelling maken van haar onmetelijke leegte die miljoenen, nee, miljarden lichtjaren beslaat? Over eenzaamheid gesproken! Hij goot nu Zijn derde borrel achterover, Zijn hand trilde al veel minder. Hij leek nu – mogelijk door de invloed van de alcohol – enigszins te kalmeren. Ach, zei Hij gelaten, waarom vertel ik je dit eigenlijk allemaal? Wat heb jij daarmee te maken? Ik heb al te veel gezegd. Hij schonk zich een vierde jenever in, en vroeg of er 'iets te bikken' in huis was. 

Ik bekende dat zulks niet echt het geval was, maar dat ik nog wel een blik tomatensoep had dat ik zou kunnen opwarmen. Ach ja, zei God, doe maar, het is beter dan niets. Veel mensen denken dat God niet eet, dat Hij geen voedsel nodig heeft. Terwijl er in het universum – behalve hier – nooit iets open is. Maar wat doe je eraan? De mensen hebben nergens weet van. Neem bijvoorbeeld alleen al het onderhoud, het onderhoud... Wie staat erbij stil dat de hele zaak ook nog eens onderhouden moet worden? En dat reserveonderdelen nergens te krijgen zijn, zodat Ik genoodzaakt ben die allemaal Zelf met de hand te vervaardigen? Jullie hebben gewoon geen idee. Maar ondertussen wel altijd maar zeuren en klagen: O, lieve God, ik heb mijn leuter in de buurvrouw gehangen en nu is mijn echtgenote erachter gekomen en heb ik ook nog een geslachtsziekte opgelopen. Ach, ach, wat moet ik nou? Terwijl Ik toch heel duidelijk gezegd heb: Gij zult niet de vrouw van uw naaste noch zijn ezel of ander vee begeren! Maar luisteren, ho maar! Ik warmde de soep op en reikte Hem een volle kom aan, die Hij luid slurpend naar binnen begon te werken. Au, Godver, dat is heet! 

Blazen, zei ik, U moet blazen. Hij keek me verontwaardigd aan vanonder Zijn zware wenkbrauwen en herhaalde op kinderlijke toon: Blazen, U moet blazen... Ik moet blazen, blazen... Goh, meen je dat nou? Daar was Ik zelf nou nooit op gekomen! Zwijgend at Hij nu verder Zijn soep op, waarna Hij de lege kom op de salontafel schoof. Heeft het een beetje gesmaakt? vroeg ik onderdanig. Ach, Ik heb wel eens betere soep gegeten, maar het vult en daar gaat het tenslotte maar om. Hij hief Zijn vierde glas naar me op (Proost!) en goot het met een resoluut gebaar naar binnen. Van enig trillen van de hand was nu geen sprake meer. 

God rekte zich nu uit en begon te gapen. Kan Ik hier blijven pitten, vroeg Hij, Ik heb het wel een beetje gehad voor vandaag. Eh tja, ja, dat kan wel, hakkelde ik en ging Hem voor naar de logeerkamer, waar Hij zich op de twijfelaar liet vallen. Ik wenste Hem een goede nacht en nog voor ik de deur achter me gesloten had, hoorde ik Hem snurken. Toen ik Hem de volgende ochtend een kop koffie en een beschuitje met kaas wilde brengen, trof ik het bed opengeslagen en leeg aan. Ook elders in huis was er geen spoor van Hem te bekennen. Waarschijnlijk was Hij heel vroeg vertrokken, maar ik had niets gehoord. 

Twee weken later ging 's avonds de telefoon. Hallo, met God, hoorde ik Hem aan de andere kant van de lijn zeggen, Ik had zo gedacht vanavond maar weer eens langs te komen. Resoluut zei ik: Ik weet niet waar u het over heeft, u bent verkeerd verbonden!, waarna ik de hoorn met een klap op het toestel legde. Sindsdien heb ik nooit meer iets van Hem vernomen.