Woensdag, 29 November 2006

Winter in Leusden 6.1

Heer Ane werd langzaam wakker en herinnerde zich de droom waar hij nog half in vertoefde. Daarin was het schemerig en ongeveer een halve meter boven een weiland zweefde een kudde koeien met gestrekt afhangende poten. De koeien zongen. Meerstemmig. Heer Ane bevond zich in het midden van de kudde en speurde tevergeefs naar zichzelf in het rond. Pas toen het zingen ophield, drong het tot hem door dat hij zelf het gezang had voortgebracht. Daarna stond hij bij zijn auto. Hij zocht in zijn jaszak naar zijn sleutels, maar kon ze niet vinden. 
Het beeld vervaagde en hij werd zich bewust van het feit dat hij in zijn bed lag. Een vaag, onaangenaam hol gevoel in zijn maag probeerde hem duidelijk te maken dat er vandaag iets gedaan moest worden waar hij helemaal geen zin in had. Hij wreef de slaap uit zijn ogen en wierp een blik op de wekker die al jaren ongebruikt op het nachtkastje stond. Vijf voor negen. En toen wist hij het weer: hij zou om tien uur zijn vader in Hoogland ophalen en hem naar Schiphol brengen. Want noch zijn leeftijd van 93 jaar, noch zijn beginnende incontinentie, zelfs niet het gegeven dat hij zonder hulp nauwelijks nog kon lopen, waren voor hem aanleiding om van zijn tweede reis naar de familie in Canada af te zien. En Heer Ane meende zeker te weten dat de overzeese verwanten in het geheel niet zaten te wachten op de strompelende, aan alle kanten lekkende ouwehoer uit Holland met zijn eindeloze monologen over fietstochten die hij in 1937, of was het 1938 of 1939, nee, het was wel degelijk in 1937, op de Veluwe of in Noord-Brabant had ondernomen. 

Zacht vloekend begon Heer Ane in een voor zijn doen ongehoord hoog tempo aan zijn ochtendritueel van koffiezetten, poepen en douchen, en om kwart voor tien trok hij zijn jas aan en de deur achter zich dicht op het moment dat de nieuwe wereldburger in de naastgelegen woning een treffende imitatie van het luchtalarm inzette, die hem deed beseffen dat hij een lichte kater had. Nadat hij de auto had gestart en de motor even liet warm worden omdat hij eens ergens had gelezen dat het rijden met een koude motor onnodige slijtage kon veroorzaken, greep hij zonder te kijken in het bakje gekopieerde cd's en duwde een schijfje in een gleuf in het dashboard. Frank Zappa. The torture never stops. Hij schakelde de eerste versnelling in en de autette gleed soepel als altijd van zijn plek. Net voordat hij het bord met 'Hoogland' passeerde, begon het zachtjes te regenen.

Vrijdag, 8 December 2006

Winter in Leusden 6-2

Heer Ane parkeerde zijn autette in het donker voor Anja's betegelde voortuintje en belde even later aan met een fles rode wijn in de hand. Heer Ane, zei Anja nadat ze had opengedaan, hoe is ie? Zijn gangetje, zijn gangetje, antwoordde Heer Ane als gebruikelijk. Een hoop gelazer weer met m'n vader, maar daar wil ik het niet over hebben. Hij overhandigde Anja de fles wijn en betrad het halletje waar hij zijn jas aan de kapstok hing.
Ondertussen bekeek Anja het etiket van de wijnfles. Rioja, stelde ze vast, kwam dat niet uit Spanje? Heer Ane had inmiddels in een van de versleten relaxfauteuils plaatsgenomen en hield een doorzichtig plastic zakje met een groenige inhoud omhoog. Nee, zei Anja, dat is toch niet wat ik denk dat het is? Toch wel, meende Heer Ane, ik was laatst even in Amersfoort en liep langs een koffieshop en toen dacht ik, ik heb al heel lang niet meer geblowd, weet je wat, ik ga gewoon wat weed kopen. Even later poogden Heer Ane en Anja in eendrachtige samenwerking een ouderwetse joint te fabriceren, wat nog niet meeviel omdat iedere vaardigheid onderhoud door oefening vergt. Maar uiteindelijk wisten ze toch een van een filter voorziene toeter samen te stellen die er misschien wat verfomfaaid uitzag, maar theoretisch toch het gewenste resultaat moest kunnen opleveren. Nadat Anja voor Heer Ane een glas bier en voor zichzelf een glas wijn had ingeschonken, werd de joint aangestoken en weldra lurkten ze om de beurt aan de magische trompet, wat al snel uitputtende hoestbuien tot gevolg had omdat de weed tegenwoordig wel iets sterker was dan vroeger...

Lekker wijntje wel, meldde Anja met een rood hoofd nadat ze was uitgehoest. Vind ik ook, bevestigde Heer Ane. Een licht fruitige geur, maar het is twijfelachtig of je het rood fruit kunt noemen, eerder bosvruchtachtig, maar geen zwarte bessen. Weinig afdronk, de wijn ebt ongemerkt weg. Heel soepel, de fijne ervaring zit in het begin, bij de geur en het naar binnen komen. En zo hoort het ook. Nadat de wijn de tempel van het lichaam heeft betreden, moet hij zich verder koest houden... 

Gedurende enige ogenblikken keken Heer Ane en Anja elkaar zwijgend aan. Daarna barstten ze allebei tegelijk in een lachbui uit. Die duurde nogal een tijd voort, want iedere keer als hij leek uitgewoed, hoefden ze elkaar alleen maar even aan te kijken om het vuur opnieuw te ontsteken. Maar uiteindelijk keerde de rust terug in de woning aan de Rozenstraat. Terwijl hij de tranen nog uit zijn ogen wreef, begon Heer Ane nu te vertellen dat hij bezig was de muren van zijn flatje te schilderen 'omdat het zo onderhand wel weer eens tijd werd': 'Ik ben onder De Vergietlamp begonnen te verven en werk volgens mijn favoriete methode. Dus met een klein kwastje en één steen tegelijk. Daar hebben verscheidene mensen in het verleden om moeten lachen, maar ik voel me er prettig bij. Nou ja, bij wijze van spreken dan. Maar ik vind dat je zo veel meer contact legt met de geest van je woning. Die is tenslotte ook voornamelijk uit losse stenen opgebouwd en door ze dan ook een voor een te schilderen, word je als het ware meer één met je omgeving. Dat je er een band mee krijgt. En indirect ook met Moeder Aarde, want het gebouw staat tenslotte in de vruchtbare bodem van Moeder Aarde. De Indianen hadden dat al vroeg door. Vandaar dat ze ook veren in hun kapsel deden en pijpen gingen roken. Aardewerken pijpen uiteraard. En zo zaten ze dan te roken. Onder hen was de grond en boven hen het luchtruim van de gevederde vrienden. En van God. En zij zaten er precies tussenin. De pijp symboliseerde Moeder Aarde, de tabak de planten die uit Moeder Aarde groeiden en door Haar ondersteund en gevoed werden. En met het omzetten van de tabak in rook die naar de hemel steeg, bewezen ze eer aan de vogels en de Schepper. Heel harmonieus allemaal. Je zou er bijna Indiaan van worden. Aangezien de meesten tegenwoordig aan de drank schijnen te zijn, zou de overgang misschien niet eens zo groot zijn.'

Maandag, 8 Januari 2007

Winter in Leusden 6-3

Zwijgend dronken en rookten Heer Ane en Anja enige tijd voort. Toen verbrak Heer Ane de stilte.
– Eigenlijk hadden ze ergens wel gelijk, die Indianen, meende hij.
– Omdat ze aan de drank gingen?
– Dàt misschien ook, maar ik bedoel dat ze poogden om hun omgeving te bezielen, dat ze de dingen min of meer als goddelijke verschijningen zagen. Zeg maar. Een beetje in de richting van het pantheïsme.
– Het Pan Thee wat?
– Het pantheïsme. Ken je dat niet? Dat is dat als men zegt dat de natuur en alles een manifestatie van God is, dat God en de natuur dan een en hetzelfde zijn. En dat je dus zelf ook een onderdeel van God bent en omgekeerd God ook een onderdeel van jou. Snap je?
– Hmmm...
– Nou, kijk, je hebt bijvoorbeeld het heelal, en dat bestaat voornamelijk uit niets. Lege ruimte. Deze tafel ook.
– Hoe kan dat nou? Deze tafel is toch heel stevig?
– Ja, maar als je heel klein was, zo klein als een atoom, dan zou je er dwars doorheen kunnen kijken. En als je nog kleiner was... Een atoom bestaat uit een kern waaromheen andere nóg kleinere deeltjes cirkelen. En als je je dan dat atoom voorstelt als een kathedraal, dan is de kern zo klein als een vlieg en de eromheen vliegende deeltjes zouden niet groter dan stofjes zijn. Dus er zou heel veel lege ruimte overblijven. En zo is het in het groot met het heelal ook. Het schijnt zelfs dat het grootste deel van het heelal nog moet worden uitgevonden, zó leeg is het. Snap je?
– Hmmm... Maar als het heelal voornamelijk uit niets bestaat, dan bestaat God dus volgens die pantisten ook voornamelijk uit niets? Als het hetzelfde is.
Dus. Zeg maar.
– Eh... inderdaad, dat heb je heel goed gezien. Dan bestaat God ook voornamelijk uit niets. Want alles is God en omgekeerd idem dito hetzelfde. Dus als de natuur weinig dichtheid bezit, moet God dus ook een laag soortelijk gewicht hebben.
– Vandaar misschien dat we zo weinig van hem merken, veronderstelde Anja. – Zeker, zeker, maar je kan het natuurlijk ook als een hele knappe prestatie van God zien, dat hij in alles, hoe gering het ook is, een stukje van zichzelf heeft weten te stoppen. Heb ik je al verteld dat ik laatst nieuwe luidsprekers heb gekocht?
– Nee.
– Nou, ik heb dus laatst nieuwe luidsprekers gekocht, nou ja, tweedehands. Ik vond de oude nog best voldoen, maar ze begonnen gewoon letterlijk uit elkaar te vallen. Dus dan moet je wel. Maar nu heb ik dus luidsprekers waarvan de conussen – dat zijn de dingen die trillen en aldus het geluid voortbrengen – gemaakt zijn van aerogel, ken je dat?
– Nee.
– Nou, dat is dus een materiaal dat voor 99,8 procent uit lege ruimte bestaat. Het is uitgevonden door de ruimtevaart om kleine stofdeeltjes in het heelal mee op te vangen zonder ze te beschadigen. Want die gaan heel hard die deeltjes, maar als je ze wilt opvangen, moet je ze afremmen en als dat te abrupt gebeurt, gaan ze stuk, want ze zijn natuurlijk maar heel klein.
– Dus het bestaat voor 99,8 procent uit niets, dat spul.
– Ja, het is bijna volledig eh... virtueel.
– Maar in dat geval moet er dus heel veel God in zitten?
– Reken maar, het zit boordevol met God, tot de rand toe, daarom klinkt het ook zo goed!

Maandag, 15 Januari 2007

Winter in Leusden 6-4

Eh... weet je, Ane... Ik weet niet of het er iets mee te maken heeft, maar soms sta ik 's avonds in de keuken uit het raam te staren... in de tuin die dan eigenlijk een soort zwart gat is... en dan heb ik het idee dat alles zo groot en koud en leeg is... en dan heb ik soms het gevoel alsof... alsof...
– Alsof je in je blote kont op een ijsvlakte in de buurt van de Noordpool staat?
– Ja... hoe weet jij dat?
– Ach, niets menselijks is me vreemd, dus ook de melancholie niet. Maar ik heb er iets op gevonden. Ieder jaar neem ik op 1 november de Finse nationaliteit aan. 
– Hè?
– Ja, het moet tenslotte uit de lengte of uit de breedte. Dat gevoel is er nu eenmaal, daar is niets aan te doen, dus dan kan je er maar het beste een passende entourage bij bedenken. En Finland is dan heel geschikt. Een groot, koud en leeg land waarin zich hier en daar Finnen ophouden, norse zwijgzame types die enorm veel drinken en vaker dan anderen de hand aan zichzelf slaan, wat natuurlijk geen wonder is als je de helft van het jaar zo'n beetje in het donker zit. En dan stel ik me voor dat ik in mijn blokhut zit, buiten is het minstens twintig graden onder nul en de wind jaagt stuifsneeuw over de ongenaakbare vlakte, maar dat maakt niet uit, want jij hoeft nergens naar toe en zit lekker warm binnen bij de open haard met een pilsje in de hand.
– Maar jij hebt toch centrale verwarming?
– Ja, maar ik zet de tv aan en doe gewoon zo'n openhaard-dvd in de speler met het geluid flink hard zodat het lekker knettert. Pits! Pats! Net echt. Eventueel kun je ook nog een reproductie van een landschap van Akseli Gallen-Kallela – de schilder van de Finse ziel – aan de muur hangen. Ik zie het in de toekomst nog wel eens een trend worden, dat je je gevoel niet aanpast aan je omgeving, maar dat je de omgeving aanpast aan je gevoel door van nationaliteit te veranderen. Als Fin zit je in Nederland goed tot in ieder geval 1 mei. Daarna kun je het beter wat zuidelijker zoeken. Hoewel sommigen ook als Fin de zomer doorgaan, maar dat is meer iets voor de echte liefhebbers, de diehards. Zoals je ook mensen hebt die de Mount Everest willen beklimmen of met krokodillen worstelen. Maar dat is niets voor ons soort mensen. 
Enige tijd tijd zwegen ze. Toen vroeg Anja:
– Wat kost dat eigenlijk, zo'n openhaard-dvd?

Maandag, 22 Januari 2007

Winter in Leusden 6-5

Nadat Anja de glazen opnieuw had volgeschonken, vervolgde Heer Ane:
– Toch is het met kou en leegte net zoals met veel andere dingen: dat het relatief is. Het hangt er maar van af wat je ermee doet. Laatst zag ik in de krant een lijst staan van de gelukkigste volken op onze planeet. Nederland stond op de dertiende plaats, wat niet gering is als je je realiseert dat er toch al gauw minstens honderdenvijftig landen zijn. Maar tot mijn verbazing stond Finland op plaats zes. Tot mijn verbazing, omdat je dat met al die kou en leegte en alcohol en zelfmoorden daar niet zou verwachten. Kennelijk weten die Finnen toch goed met hun lot om te gaan. En door Fins te worden, stijg je dus zomaar zeven plaatsen op de ranglijst. Anja zat met rode oogjes te overwegen of er nog een joint gedraaid moest worden, en het duurde even tot de woorden van Heer Ane tot haar doordrongen.
– Welk land stond er eigenlijk op de éérste plaats, Ane?
– Denemarken, geloof ik.
– Denemarken, daar ben ik nog nooit geweest.
– Ik wel.
– En hoe is het daar, in Denemarken?
– Het is net Nederland, maar dan erger. Je kan beter dood wezen.
– Ja, dat schiet niet op.
– Nee, dat schiet niet op, hoewel het er dus van afhangt hoe of dat je met de dingen omgaat. Zo realiseerde ik me laatst dat ik omgeven word door allerhande dingen, van alles en nog wat, maar dat ik daar niets aan heb. Anderen wèl, maar ìk dus niet.
– Hoe bedoel je?
– Nou, ik heb bijvoorbeeld een bejaardentehuis bij de hand, maar ik ben niet bejaard. En er is een kerkhof, maar ik ben niet dood. En er zijn kinderspeelplaatsen en scholen, maar ik heb geen kinderen. Er zijn kappers, maar het kan me weinig schelen hoe m'n haar zit, en als het te lang wordt, knip ik er zelf wel een stuk af. Er zijn kleding- en schoenenwinkels, massa's kleding- en schoenenwinkels, maar ik heb genoeg aan één paar schoenen en twee broeken en wat T-shirts. En er zijn meubelboulevards, maar mijn tweezitsbankje zit nog prima. En er zijn plasma-tv's, maar wat moet je daarmee als er toch nooit iets interessants wordt uitgezonden? En zo kan ik nog wel even doorgaan.
– Ik heb er nooit zo bij stilgestaan, Ane, maar dat heb ik dus eigenlijk ook wel. Dat ik aan de meeste dingen niks heb. En met mensen is het net zo. Dat ze vaak best aardig zijn, maar dan beginnen ze te praten en dan denk je: Alles goed en wel, maar wat moet ik hier in vredesnaam mee?
– Precies, zo werd ik laatst in het trappenhuis aangesproken door mijn buurman. Hij wilde van me weten 'wie er vanavond ging winnen'. Ik begreep er niets van, maar het bleek dus om een of andere voetbalwedstrijd te gaan. Zo'n man gaat er gewoon van uit dat iedereen van voetbal houdt.
– Maar zulke mensen hebben nooit ergens last van. Die buurman van jou weet vast niet eens waar Finland lìgt... Zo heb ik hierachter een buurman die alles van broodroosters weet, echt álles.
– Maar broodroosters interesseren je niet.
– Nee, maar ik heb wel een tosti-ijzer.

Maandag, 29 Januari 2007

Winter in Leusden 6-6

Heer Ane fronste zijn wenkbrauwen en trok een gezicht alsof hij scherp luisterde.
– Anja, hoor jij dat nu ook?
– Wat?
– Dat geluid buiten. Het lijkt wel muziek.
– Ik hoor niets. Volgens mij is het net zo doodstil als altijd. Misschien beeld je het je in, dat heb je soms met weed.
Maar Heer Ane liet zich niet van de wijs brengen, stond op om de gordijnen een stukje te openen en tuurde in het duister van de Rozenstraat. Al spoedig bleek dat er met zijn oren niets aan de hand was, want het geluid zwol steeds verder aan en het was wel degelijk muziek.
– Nu hoor ik ook wat, zei Anja, het is geloof ik een muziekkorps. En inderdaad, er kwam een muziekkorps in straf tempo de straat binnengemarcheerd. De melodie die gespeeld werd, was nu ook duidelijk te horen. Het was: Van je hela hola, houd er de moed maar in. Maar er werd niet bij gezongen. Het geluid had inmiddels een oorverdovend volume bereikt en onder de verbaasde blikken van onze Leusdenaren trok het korps, dat uitsluitend uit in rood met gouden uniformen gehulde leden van het mannelijk geslacht bestond, aan Anja's gevel voorbij. Maar het was nog niet afgelopen. Achter de muzikanten volgden ongeveer honderd bejaarden die in een carré opgesteld evenzovele rollators voortduwden. Daar weer achteraan kwamen honderd mannen met een vol winkelwagentje, op de hielen gezeten door honderd vrouwen met een kinderwagen.
– Wist jij dat we hier zoiets hadden? vroeg Heer Ane.
– Nee, dit is voor mij nieuw, bekende Anja, die inmiddels ook voor het raam was komen staan. Nog nooit eerder gezien. Maar kijk, er komt nog meer!
En inderdaad, na de vrouwen met de kinderwagens volgde een stoet schreeuwende kinderen die allemaal een lampionnetje aan de hand meevoerden. Daarna kwamen een brandweerauto en een peloton politie te paard.
– Ik vind het maar een vreemde vertoning, meende Heer Ane. En hoe kan zoiets bestaan zonder dat wij er ooit weet van hadden?
– Misschien is het iets nieuws en heeft het in 
Leusden Nu gestaan. Leusden Nu was het gratis huis-aan-huisblaadje dat Heer Ane altijd ongelezen in de vuilnisbak gooide en bij Anja onmiddellijk na ontvangst in de kattenbak verdween. 
– Ja, dat zou kunnen, want die lezen we al jaren niet meer. Zonde eigenlijk, want er staan vaak boeiende dingen in. 'Hondenbelasting dit jaar 0,7 procent gestegen' bijvoorbeeld. Of 'Sijsjespeergaarde in verband met werkzaamheden aan het wegdek tijdelijk afgesloten voor alle verkeer'. Of 'Ruilbeurs voetbalplaatjes in wijkcentrum groot succes'.
Anja schoot in de lach.
– Hoort die vrachtwagen er ook bij, Ane?
– Ik weet het niet, maar volgens mij komt er hierna niets meer. Dit is het laatste.
Op de zijkant van de vrachtwagen stonden links van een afbeelding van een opgewekt kijkende vis de woorden 'Eet meer vis', en rechts ervan 'Dan dit adres...' 
– Maar dat rijmt toch helemaal niet? meende Anja.
– Nee, maar ik vermoed dat de visboer gedacht heeft dat het toch allebei op een s eindigde en dat wel mooi genoeg vond. Je hebt nu eenmaal niet zoveel literaire visboeren.
Inmiddels lag de straat er weer vertrouwd doods en leeg bij. Alleen aan de overkant liet een man zijn hond uit.
Heer Ane en Anja wisten nog steeds niet wat ze ervan moesten denken. Misschien toch maar weer eens de 
Leusden Nu inkijken.
– Nu ja, besloot Heer Ane terwijl hij de gordijnen weer dichtschoof. Je moet maar denken dat het voor een beetje afleiding zorgt, zulk straatrumoer.

Maandag, 5 Februari 2007

Winter in Leusden 6-7

Terwijl Anja met het puntje van haar tong tussen de lippen en een oude krant op haar schoot een joint trachtte te draaien, werd er op de achterdeur die op de leefkeuken uitkwam geklopt.
– Ach Ane, kan jij even opendoen, want ik zit hier met... zei Anja, waarop Heer Ane opstond. Het was Henk die, nadat de deur voor hem geopend was, met een fles wijn in de hand Anja's woning binnentrad.
– Nee maar, Henk! Waar heb jij de laatste tijd uitgehangen? vroeg Anja terwijl ze van haar bezigheden opzag.
– Tja, zei Henk, ik heb mijn broer een week te logeren gehad. Hij zette de fles wijn op de salontafel.
– Het ging namelijk niet zo best met hem en dan komt ie altijd naar mij toe. Hij zegt: Henk, als ik me kloten voel, kan ik altijd zo goed met je praten.
– Komt ie ook wel eens als het goed met hem gaat? wilde Anja weten.
– Nee... nooit eigenlijk. Maar het is je broer, hè?
Heer Ane had de fles wijn inmiddels ter hand genomen en las het etiket hardop voor.
– Château Marginant Minimale Contrôlée. Klinkt wel goed.
– Ik weet niet of het wat is, zei Henk, ik drink liever bier. Ik heb gewoon maar wat uit de kast gepakt. Maar wat hangt hier voor een eigenaardige lucht?
– Dat is weed. Marihuana. Lief van je om een fles wijn mee te brengen, maar wat was er nu met je broer? vroeg Anja.
– Nou ja, zei Henk, als ik het goed begrepen heb, draait het om de hoeveel-cilinders in de motor van zijn auto.
– Hè?
– Ja, nou ja, je moet weten dat mijn broer heel anders is dan ik. Hij vindt dat er vooruitgang in zijn leven moet zitten. En daar bedoelt hij mee dat het ieder jaar MEER moet worden. Meer dan het jaar ervoor. Hij ziet het leven als een 'uitdaging' waarin je je 'kansen moet pakken', waar je dan 'helemaal voor moet gaan'. 'Zuh skai is zuh limit', dat zegt hij ook vaak. Henk, zegt hij dan bijvoorbeeld, je wil toch niet je hele verdere leven bier blijven drinken? Maar dat vind ik dus helemaal geen probleem en dat snapt ie dan niet. 
– Maar wat heeft dat dan met die cilinders te maken? wilde Anja weten. – Nou, dat zit zo, die vrouw van hem is net zo. Net als mijn broer. Die wil ook altijd meer. En nu wil ze bij hem weg omdat ze vindt dat hij niet genoeg zijn best doet, want hij heeft een auto met zes cilinders, en zij vindt dat hij er al lang een had moeten hebben met acht cilinders. Of meer.
– Maar waarom is dat dan beter?, als je meer cilinders hebt, wilde Anja weten.
– Dat weet ik toevallig, viel Heer Ane in, met meer cilinders krijg je minder trillingen. Het gaat om een ronddraaiende beweging die in het geval van een viercilinder in vieren wordt gedeeld en bij een zescilinder is het in zessen enzovoort. En hoe meer cilinders, hoe gelijkmatiger en uitgebalanceerder het gaat. Als je maar genoeg cilinders hebt, merk je niet eens meer dat er een motor in je auto zit. Hoe meer cilinders je motor heeft, hoe minder je ervan merkt.
– Hmmm, bromde Anja, nadat ze haar joint had dichtgeplakt, dus meer is in dit geval dus eigenlijk minder.
– Ja, zei Heer Ane, een beroemde architect heeft ooit eens gezegd dat minder meer is. En dit is het tegenovergestelde. Het is omgedraaid.
– Ja, zei Anja. Ik wist trouwens helemaal niet dat Johan Cruijff naast voetballen ook nog aan architectuur deed. Toch wel een veelzijdig iemand.

Vrijdag, 23 Februari 2007

Winter in Leusden 6-8

Anja had haar joint gereed, stak er de brand in, en nam om hoestbuien te voorkomen met een getuit mondje een heel voorzichtig trekje.
– Maar zijn er geen andere motoren die weinig trillen? wilde ze weten, ik bedoel, ze kunnen zo veel tegenwoordig.
– Jawel, zei Heer Ane, je hebt ook elektrische motoren, die zitten bijvoorbeeld in treinen, maar daar moet zeg maar een stekker aan voor in het stopcontact, dus met een auto kom je er niet ver mee.
– Met batterijen kan toch ook? meende Henk.
– Ja, maar die zijn heel zwaar en binnen de kortste keren leeg, dus dat schiet niet op. En dan heb je nog wankelmotoren, die trillen ook heel weinig. 
– Op de naam afgaand zou je niet zeggen dat die weinig trillen, zei Henk.
– Nee, omdat je denkt dat ze 'wankelen', maar Wankel, Felix Wankel, was de uìtvinder van die motor, en die draait net zo soepel als een twaalfcilinder. Dat komt doordat er geen zuigers en drijfstangen en zo in zitten, zoals bij een stoommachine. Daarom is hij een stuk lichter en compacter dan een zuigermotor. En hij loopt gewoon op benzine.
Anja reikte Henk de joint aan, maar deze aarzelde [Henk, niet de joint].
– Moet ik dat nou wel doen? Ik heb dat nooit eerder gedaan. Ze zeggen dat je er raar van in je hoofd wordt.
– Dat is wel de bedoeling ja, neem nu maar een trekje, dood ga je er niet van, drong Anja aan. Behoedzaam nam Henk een trekje en gaf de joint daarna terug.
– Maar hoe werkt dat dan, zo'n wankelmotor? wilde Anja weten.
– Tja, dat is nog niet zo eenvoudig uit te leggen. Je moet het eigenlijk zìen om het te kunnen geloven. Op het internet zijn –   – animatiefilmpjes te vinden waarop je ziet hoe het werkt. Maar eigenlijk snap je het dan nog niet helemaal, zo geniaal simpel is het.
– Klinkt te mooi om waar te zijn. Hebben ze dan geen nadelen?
– Eigenlijk niet. Nou ja, ze verbruiken wat meer benzine dan gemiddeld, maar dat is door het lage gewicht voor een flink deel te compenseren. En omdat ie zo klein is, kun je – als de motor voorin zit – de neus lager en gestroomlijnder maken. Dat scheelt ook weer in het verbruik.
– Dus hij zuipt meer dan een twaalfcilinder?
– Nee, meer dan een gemiddelde motor. Zeg maar eentje met vier cilinders. Of zes eventueel. Daarom zit ie in een Japanse sportwagen, want bij sportwagens telt het verbruik niet zo zwaar.
– Maar hij verbruikt dus meer dan een twaalfcilinder?
– O nee. Twaalfcilinders zuipen als tempeliers.
– Meer dan een wankelmotor?
– Ja, meer dan een wankelmotor.
– Maar dan zou het toch veel handiger zijn als al die twaalfcilindermotoren werden vervangen door die wankelmotoren? Zuipt minder en trilt net zo weinig.
– Ja, maar zo eenvoudig ligt het niet. Je hebt ook nog de imagokwestie.
– ?
– Ja, die twaalfcilindermotoren liggen onder hele lange en brede motorkappen, en als je ze zou vervangen door wankelmotoren, zou je ze in de motorruimte nauwelijks terug kunnen vinden. En de consument wil dat niet. Die wil een gevulde motorruimte.
– Zeker mannen?
– Nou, niet allemaal, maar voornamelijk wel.
– Zo'n man zou zich voelen als een jongetje dat wordt betrapt met een halve leverworst in zijn onderbroek.
– Haha, ja zoiets.
– Maar ze kunnen die motorruimte toch ook kleiner maken zodat die wankelmotor er precies in past?
– Ja, maar dan wordt de motorkap weer te klein. En dat wil de consument dus ook niet om imagoredenen.
– Die zou zich voelen als een klein jongetje zonder leverworst met alleen maar een onderbroek aan...
– Haha, ja zoiets.
Er viel nu een stilte in. Na enige tijd verzuchtte Henk:
– Je hoort tegenwoordig wel eens dat het moderne leven zo ingewikkeld is geworden. Persoonlijk was me dat nooit opgevallen, maar ik begin geloof ik te begrijpen wat ze bedoelen...
– En dan te bedenken dat die meneer Wankel niet eens een rijbewijs had.