Vrijdag, 16 Mei 2008
 

De begrafenisondernemer

Vele jaren geleden stierf mijn vader na een langdurig ziekbed aan longkanker. De gruwelijke details zal ik u maar besparen, goede kans trouwens dat u daarmee al bekend bent, en zo niet, dan komt dat waarschijnlijk vanzelf nog wel. Er werd gehuild, maar er was ook opluchting: hij was eindelijk uit zijn lijden verlost, het was volbracht.. Tijd dus om de begrafenisondernemer te bellen. En hier, reeds zo vroeg in deze anekdote, doet zich een verteltechnisch probleem voor. Want de goede man arriveerde weliswaar stipt op het afgesproken tijdstip, maar bleek een klein, kaal, kromgegroeid kereltje te zijn dat onmiddellijk deed denken aan die kale vent van de Addams Family, uncle Fester. Hij was het gewoon helemaal, alleen een paar maatjes kleiner. En het probleem bestaat er uit dat u dat misschien niet gelooft, dat u denkt: nou, het is wel heeeeeel erg toevallig dat een begrafenisondernemer het uiterlijk heeft van een lid van de Addams Family, een gezin immers dat nadrukkelijk associaties met de dood en aanverwante zaken oproept. Maar toch was het zo. En het wordt nog erger: het mannetje heette Brandsen van achteren [ja, van voren ook, maar u begrijpt heel goed wat ik bedoel], net als wij, zonder echter familie te zijn, en dat maakt de zaak nog onwaarschijnlijker dan ze al was. Maar toch is het de waarheid, en ik kan het weten want ik was er immers zelf bij? Voor schrijfsels van nietjournalistieke aard geldt echter: waar gebeurd is geen excuus, het gaat niet om de feiten maar om de geloofwaardigheid. Dus wat moet ik nu doen? Die man met de achternaam Jansen of Pietersen opzadelen? Beweren dat hij een heel anoniem voorkomen had, of juist een sterke gelijkenis met Chriet Titulaer vertoonde? Weet u wat, ik laat uiterlijk en achternaam van het mannetje intact, en als u me niet gelooft kan ik u zijn adres verstrekken en dan gaat u zelf maar kijken. Dat gedonder ook altijd..

We gaan gewoon verder alsof er niets aan de hand is. Het mannetje betrad de dodenkamer, gaf mijn ontzielde vader wat men heden ten dage een 'visuele makeover' zou noemen, en vertrok na gedetailleerde inlichtingen aangaande de rest van het lijkbezorgingsproces te hebben achtergelaten. Mijn moeder en beide zussen, die mijn vader tijdens zijn laatste dagen liefdevol hadden verzorgd, gingen als eersten het resultaat bekijken maar stoven al na luttele sekonden huilend de gang op. Wat was er aan de hand? Mijn vader zag er niet meer uit als mijn vader! Het was net alsof er 'heel iemand anders' lag! Het leek me sterk dat een zo drastische gedaanteverwisseling zich in zo korte tijd kon voltrekken, maar na zelf poolshoogte te te hebben genomen kon ik mijn familieleden alleen maar gelijk geven: het opgekalefaterde lijk deed inderdaad in niets denken aan de man die wij zo goed gekend hadden. Zijn grijze haar dat hij uit kappervrees, of mogelijk ook uit zuinigheidsoverwegingen, altijd strak achterover kamde, was van een middenscheiding voorzien en zat onnatuurlijk plat op zijn schedel, zijn volle lippen waren op een griezelige manier stijf aan elkaar geplakt en verworden tot een macabere dunne streep en zijn handen lagen devoot in elkaar gevouwen op zijn buik alsof hij zich op het laatste moment nog tot het katholicisme had bekeerd. En dat terwijl hij een ware Godslasteraar was! Nee, dit kon zo niet, hier moest ingegrepen worden, en merkwaardigerwijs wist ik zonder erover na te hoeven denken onmiddelijk wat me te doen stond. Ik wrikte de reeds koud en stijf geworden vingers uit elkaar, legde zijn handen gewoon naast hem op het bed, woelde met beide handen zijn haar in de war en kamde het vervolgens strak achterover. Zo was het al een stuk beter maar er ontbrak nog iets. Nu was het zo dat mijn vader zelden aangetroffen kon worden zonder dat er een onaangestoken halfzware Van Nelle in z'n mondhoek bungelde. Hij was op advies van de dokter weliswaar al lang geleden met roken gestopt maar kon geen afstand doen van de vertrouwde handelingen die er mee gepaard gaan. [Gezien de doodsoorzaak had hij net zo goed gewoon door kunnen blijven roken, maar als je alles vooruit wist enz..] Ik trok zijn lippen voorzichtig van elkaar, draaide een sjekkie - het was zware in plaats van halfzware maar een kniesoor die daar op lette - en hing dit in zijn mondhoek. Een beetje duwen, trekken en kneden en voila: mijn vader was weer mijn vader geworden! Ook moeder en zussen waren ingenomen met het resultaat en zodoende werd mijn vader de volgende dag met een sjekkie in de mond in hout verpakt en de deur uitgedragen.

Eind goed, al goed zou men bijna zeggen, maar nu het volgende: een paar jaar geleden ging oom Fester met pensioen na iets van een halve eeuw in de uitvaartbranche werkzaam te zijn geweest en werd naar aanleiding van dit feit geinterviewd door het lokale sufferdje. Veel interessants had hij niet te melden, en aan het einde van het gesprek had de vermoedelijk reeds half in slaap gesukkelde journalist een laatste poging gedaan om iets lezenswaardigs aan de gepensioneerde te ontfutselen wat zijn levenloze artikel enige kleur kon geven. Had hij in al die jaren dan echt, ècht nooit iets opmerkelijks of geks meegemaakt? Nee, dat had hij niet. Hoewel, schoot hem nu ineens te binnen, er was ooit een lijk geweest met een sjekkie in de mond.. Ja, wat de mensen al niet bedachten! Schandelijk gewoon! En voor de kist werd dichtgetimmerd had hij dit onnatuurlijke aanhangsel dus verwijderd, want zoiets kòn toch niet, het was te gewoon te gek voor woorden! Al lezend maakte een grote woede zich van mij meester. Was die vent nu helemaal belazerd, wie dacht hij wel dat hij was, waar bemoeide hij zich mee enz! In een eerste opwelling meende ik me onmiddelijk naar zijn adres te moeten begeven om hem, desnoods hardhandig, duidelijk te maken dat ik weinig waardering voor zijn ingreep kon opbrengen. Gelukkig wist ik me te beheersen, want je werd tegenwoordig voor je het wist gearresteerd en geboeid in een politiecel geworpen, zoals ik in vrij korte tijd al tweemaal had mogen ondervinden: de eerste keer naar aanleiding van het bij de kassa van Albert Heyn werpen van een pakje gezouten roomboter van het huismerk naar het hoofd van een moeder met vier kinderen die een trommelvliessplijtend geschreeuw en gegil meenden te moeten produceren waar die moeder geen probleem in zag maar ìk dus wel, de tweede keer omdat een kennis na het maken van ongepaste en ongewenste opmerkingen ondanks mijn herhaalde verzoeken daartoe mijn woning weigerde te verlaten waarna ik hem door met de metalen standaard van een grote, staande ventilator op hem in te hakken in de gewenste richting had geprobeerd te krijgen [een van de polities die aan de deur kwamen zei dat die meneer 'helemaal onder het bloed' zat. Nou, zei ik, dat is juist goed: heeft die jongen ook eens wat, maar dat viel niet in goede aarde..]. Vervolgens overwoog ik de man een brief te schrijven om hem mijn ongenoegen duidelijk te maken, maar ook dat heb ik niet gedaan. En na verloop van tijd besloot ik maar helemaal niets te doen. Want wat had het voor zin? Zijn misstap kon niet meer ongedaan gemaakt worden en vermoedelijk zou hij niet eens begrijpen wat hij verkeerd gedaan had.. Ik liet de zaak dus verder maar rusten en waarschijnlijk deed ik daar goed aan. Regelmatig zie ik oom Fester als ik op weg naar het zwembad langs zijn huis fiets. Een flink hoekpand in de oude binnenstad, waarvan de ramen dusdanig blinkend schoon zijn dat het gevaarlijk is er zonder zonnebril naar te kijken. De kozijnen staan onberispelijk in de verf, de stenen zijn perfekt gevoegd, nergens is ook maar een vlekje of andere onvolkomenheid te ontdekken, het is gewoon griezelig.. Misschien dat de dagelijkse confrontatie met de vergankelijheid hem tot deze restautie- en schoonmaakwoede heeft geinspireerd, je weet het niet, maar hij heeft er nog steeds zijn handen vol aan. Altijd kan men hem, gehuld in een blauwe stofjas, bezig zien met het verwijderen van onzichtbaar vuil of het aanbrengen van weer een nieuwe overbodige verflaag. Speciale aandacht krijgen de twee witte stenen engeltjes, waarvan de rechter zelfs een harpje bespeelt, die aan de voorgevel boven de ramen van de tweede verdieping zijn bevestigd. Zou hij dan toch enig gevoel voor humor hebben?