Vrijdag, 16 November 2007


Kroket

Om de benen eens te strekken en wat frisse lucht op te doen was ik, ondanks het sombere weer, een eind gaan wandelen, gedurende welke bezigheid zich ergens in mij een trek van zeer specifieke aard ontwikkelde: Ik kreeg zin in een kroket.
Nu meende ik me te herinneren dat er niet ver van de plek waar ik me bevond een kleine snackbar moest zijn, althans die was er pakweg een jaar geleden geweest, en ik richtte mijn schreden dan ook derwaarts. 
Na enige minuten stevig voortstappen door de stille straten van de grauwe buitenwijk betrad ik het zaakje met een vloeroppervlak van ongeveer zestien vierkante meter waarin zich behalve de op het oog lege vitrine slechts èen formica tafeltje met aan beide kanten een plastic stoeltje bevond. Hier en daar hingen tegen de witte tegeltjes van de wanden rood met gouden 'versieringen' zoals men die wel in Chinese restaurants aantreft. Behalve ikzelf was er niemand, en er kwam ook niemand, hoe vaak ik de deur ook open en dicht deed teneinde het belletje te laten klinken. Ik wilde al bijna weer vertrekken toen mijn oog viel op een voorwerp in de vitrine die mij eerder zo leeg had geleken. Er lag toch wel degelijk iets in, namelijk 1 [een] kroket. Nou, dat was ook toevallig! Onwillekeurig moest ik denken aan de theorie van Jules Deelder die inhoudt dat toeval niet bestaat ['Ja, onze hond, die had vroeger last van toevallen.'], maar eventuele verdere overpeinzingen werden voorkomen door het verschijnen van een klein Chinees mannetje dat mij in moeilijk verstaanbaar Nederlands verzekerde dat ik binnen afzienbare tijd geholpen zou gaan worden, maar zich onmiddelijk na deze mededeling weer verwijderde door de deur waardoor hij eerder naar binnen was gekomen. Ik ging maar op een van de stoeltjes zitten in afwachting van de dingen die zouden gaan komen, maar er kwam niets en de stilte begon op den duur drukkend te worden. Juist maakte ik mij op om het belletje maar weer eens te laten rinkelen, toen de deur in de achterwand open ging en een klein Chinees vrouwtje verscheen. Ze was geheel in het zwart gekleed en droeg op haar hoofd een eveneens zwarte hoge hoed. Of ik nog even geduld wilde hebben. Vervolgens verdween ze weer door de deur waarachter ik even later gebonk en gestommel hoorde en daarna een schreeuw. Toen keerde de stilte terug.

Inmiddels was het buiten gaan regenen en het zag er niet naar uit dat de bui van korte duur zou zijn. Ik speurde met mijn ogen naar een oud roddelblaadje of een beduimelde sportbijlage van de krant voor wakker Nederland die zich in dergelijke etablissementen meestal plegen op te houden, maar vond niets, zodat ik de witte tegeltjes maar begon te tellen. Het viel niet mee, want ik raakte steeds de tel kwijt en moest dan weer helemaal overnieuw beginnen. Juist toen ik in het goede ritme zat en het ogenblik naderde waarop ik definitief zou weten hoeveel tegeltjes zich op vloer en wanden bevonden, ging de deur achter de vitrine weer open en verscheen opnieuw het Chinese mannetje, deze keer gehuld in een wijde zwarte cape. 
Ha, daar bent u, zei ik, ik had graag een kroket willen hebben, die daar, en ik wees op de ongebakken versnapering die achter het glas zo alleen lag te zijn als een niet doorgetrokken drol in een toilet op de maan. Maar het mannetje vroeg me op te staan en met zachte dwang leidde hij me naar de buitendeur, onderwijl tegen mij zeggend dat de betreffende kroket speciaal voor mij bestemd was, alleen voor mij en voor niemand anders. Al die tijd had deze speciaal voor mij bestemde kroket hier op mij liggen wachten, maar nu, nu ging hij sluiten. Vervolgens duwde hij me zachtjes de deur uit en draaide die achter me in het slot. 

Verbouwereerd deed ik enige stappen in de regen en terwijl de natte herfstbladeren me in het gezicht waaiden, keerde ik me om. Het mannetje was nergens meer te bekennen en alle lichten in het zaakje waren uit. Boven de deur zat een langwerpig bord waarop in met de hand geschilderde letters stond: Snackbar Kafka.